Vroeger was alles makkelijker, leuker, beter… dat wordt vaak gezegd, vooral door diegene die dat kunnen weten. Ik weet dat niet; ik ben niet zo oud dat ik het ‘echte vroeger’ heb meegemaakt.
Het echte vroeger, toen je leven (zeker als vrouw) bij je geboorte al min of meer uitgestippeld was; na je niet al te hoge opleiding hoefde je alleen nog maar te bepalen met wie je ging trouwen en hoeveel kinderen je zou nemen (altijd meer dan 1). Werken? Dat deed je niet (en mocht zelfs vaak niet eens tot halverwege de jaren 50). Niet trouwen? Dat maakte je zielig en kon je je ouders niet aandoen. Net als scheiden, dat deed je al helemaal niet. De schande die dat zou opleveren…
Er viel gewoon niet zoveel te kiezen en dat was ergens ook wel makkelijk. Zeker wanneer je het vergelijkt met nu….
Nu is er iets dat de in de filosofie “Negatieve Vrijheid” wordt genoemd: “het ontbreken van externe belemmeringen of obstakels”. (Isaiah Berlin, Two Concepts of Liberty 1958). Jij bepaalt zelf wat je wilt studeren en waar je carrière gaat maken, of je moeder wordt en of je dan blijft werken, Ga je trouwen? Wil je überhaupt wel een partner? Koop je een huis, of huur je? Allemaal belangrijke keuzes. En dan moet je ook nog elke dag kiezen wat je wilt eten, dragen, kijken, doen.
De veelheid aan keuzemogelijkheden bezorgt ons allemaal wel eens kopzorgen. Vooral bij diegenen die door alle keuzes een beetje lamgeslagen worden en alleen nog maar kunnen twijfelen: want welke keuze is goed? Wat wil ik nou eigenlijk echt?
Om makkelijk(er) te kunnen kiezen, aldus Berlin, heb je Positieve Vrijheid nodig: je hebt interne motieven en beweegredenen nodig om te kunnen kiezen wat goed is voor jou.
Een hulpvraag om een beter idee te krijgen bij wat jij echt wilt doen met je leven is: “Stel je voor dat alles wat je zou doen vanaf vandaag gaat lukken, hoe ziet jouw leven er dan over een jaar uit?”
Het antwoord daarop is jouw gewenste doel en daarmee weet je beter welke keuzes je kan maken.