Iedereen kent zichzelf goede bedoelingen toe, het zijn de anderen die kwaad in de zin hebben. Maar de ander is ook iedereen en wie heeft er dan gelijk?
Volgens Socrates is slecht handelen een kwestie van gebrekkige kennis over wat goed is voor jezelf, of voor de wereld. Plato zegt dat op zoek gaan naar het ware inhoudt dat je op zoek gaat naar wat van jou een beter mens gaat maken. En het was Augustinus die zei dat de mens ook in staat is tot gruwelijkheden met gebruikmaking van zijn volle verstand en uit vrije wil.
Hoe dan ook, er wordt in elk geval altijd gevochten voor eigen belang. Of dat nou vanuit overtuiging is dat je het goede doet, of omdat je kwaad doet om het kwaad doen.
En hoewel kwaad bijna altijd naar buiten gericht is, vindt het zijn oorsprong in een naar binnen gekeerde, egoïstische, bang voor verandering en daardoor vasthoudende ik. Het kwaad is immanent, het beschermt het zelf. Het kwaad zit in die zin alleen op de wereld.
De ervaring dat onze gedachten en gevoelens los staan van alle anderen noemt Einstein een optische illusie die ons gevangenhoudt en ons beperkt tot persoonlijke verlangens en een beperkte hoeveelheid liefde voor anderen. We moeten ons van dit egocentrisme bevrijden omdat het leidt tot vernietiging van de natuur, vijandschap en rottige gevoelens.